Vraag 4 (DEEL1)

10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22   23  24  25  26   27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  


Vraag 4:    Woorden en aanduidingen

 

Welke woorden/aanduidingen  worden er nog steeds gebruikt en in wat voor situaties? Hoe typeer jij de verstandelijk gehandicapten? Welke woorden worden in jouw instelling gebruikt? Waarom? Verwerk de uitkomst in je werkmap.

 

 

 Programma